Twee kinderen op de achterbank. Normaal is dat er maar eentje – een meisje. Maar vandaag is er ook een jongetje bij. Ons neefje. Een kraakverse tiener. Hij is jarig en net zoals vorig jaar nemen we hem mee op pad. Onze komst is voor hem een verrassing. Zijn ogen blinken van blijdschap wanneer we bij hem de living binnenstappen. Hij vliegt zijn peter rond de nek met een brede smile, eet de andere helft van zijn chocoladebroodje op, trekt zijn bruine winterjas aan en krijgt nog rap een drinkfles water mee. Twee boterhamdozen met gesmeerde sandwiches liggen klaar in de auto.
Tijd om te vertrekken – richting Brussel. Richting Museum voor Natuurwetenschappen. Nog even een uurtje de tijd verdrijven in de auto en dan begint onze ontdekkingstocht langs dino’s, fossielen, insecten, mineralen, pinguïns en zoveel meer. Mijn man rijdt door weer en wind en ik schrijf door hoofd en hart, want ja … het is zondag. En zondag is – nog steeds – schrijfdag.
Achter ons krijgen woorden intussen vleugels. Neef en nicht zien elkaar elke schooldag en nog steeds hebben ze een omnibus vol verhalen met elkaar te delen. Soms in de overtreffende trap, maar vaak gewoon treffend – enthousiast, vrolijk, actief, opzwepend, fluisterend en meer van dat. Even wervelend verkennen ze het museum. Soms oplettend, vaker speels. Af en toe probeer ik hun aandacht te vangen met een weetje, een afgelezen feit of een (flauw) mopje. Soms lukt dat, vaker niet.
Maar ik geniet. Wij genieten. We hebben ervan genoten.
En ik weet het zeker … morgen hebben die twee elkaar weer heel wat te vertellen.
Leave a reply